U bent hier
Hoofddoekendebat : tussenkomst van Siegfried Bracke - Gemeenteraad 27/05/13 : de klassieke partijen dragen grootste verantwoordelijkheid
Voorzitter, dames en heren, collega’s, we zijn al drie uur bezig, en dat is mijns inziens terecht, want dit is een belangrijk debat. Waarom is dit een belangrijk debat? Het gaat over de waarden die onze samenleving sturen. De toepassing van die waarden, dat heet dan de norm.
Het gaat ook over “hoe organiseren we een harmonieuze, vreedzame samenleving?” Met name ook in een stad gekenmerkt door het feit dat daar veel mensen op een beperkt aantal vierkante kilometers samenwonen. Het gaat met andere woorden over samenleven. Als er iets fundamenteel is, waar de politiek zich mee bezighoudt, dan is dat natuurlijk de organisatie van die samenleving.
Het gaat tegelijk over emancipatie. Hoe doe je dat? Wat is de weg die leidt naar ontvoogding? Heel interessant debat.
Het gaat, ja, over religieuze symbolen. Je kan dan de tekst van het besluit citeren, en daar al die connotaties bijhalen, maar natuurlijk gaat het hier ook over een bepaald symbool. Zoals heel vaak in de politieke discussie is dat symbool, laat ons maar zeggen, de minor, het kleine. Dat staat eigenlijk voor iets anders, voor de major, voor een probleem in onze samenleving.
Je kan je natuurlijk afvragen van “het is vijf voor tien, we zijn al bijna drie uur bezig, is het nog de moeite dat ik mij hier min of meer uitput?” - maar u moet geen compassie hebben, vanzelfsprekend - “is het nog de moeite dat ik probeer om een aantal collega’s te overtuigen om dit verbod niet weg te stemmen?” Ja, collega’s, het is de moeite. Waarom? Omdat ik geloof in de democratie, omdat ik geloof in met elkaar praten, naar elkaar luisteren.
Ik heb trouwens - ik zal daar straks op terugkomen - van een aantal collega’s merkwaardige dingen gehoord, ten goede en ten kwade, voor alle duidelijkheid. Ik zal het er, daar waar het past, ook over hebben.
Je kan natuurlijk zeggen wat mij voor deze zitting door een journalist werd gevraagd: “Is het nog de moeite dat u die discussie in de gemeenteraad hebt? Want het ligt vast: Groen en sp.a stemmen daartegen en ze hebben een meerderheid, de anderen kunnen maar vaststellen, en misschien wordt dat nog versterkt door een aantal CD&V-stemmen. De beslissing ligt dus eigenlijk vast.”
Ik denk eerlijk gezegd van wel, dat het wel de moeite waard is. Ik heb met name in het weekend bijvoorbeeld in een van onze kranten gelezen dat bij sp.a in Antwerpen de voorzitter tegen het verbod is, maar de ondervoorzitter is er dan weer voor. Ik citeer nu: “Voorzitter Kherbache is voor, ondervoorzitter Geudens is tegen.” Ik ken die mensen niet, ik constateer alleen dat die mensen blijkbaar toch nadenken en zelfstandig beslissen.
Ik lees uit de krant voor: “Van Geudens is geweten dat hij een overtuigd vrijzinnige is, voor wie de absolute scheiding van Kerk en Staat niet ter discussie kan staan.” Misschien, denk ik dan, zijn er ook in Gent wel socialisten die dit voorbeeld kunnen volgen. En dus, ja, ik probeer u te overtuigen.
Tegelijk moet ik natuurlijk betreuren dat in het bestuursakkoord dat we hier hebben besproken, geen woord te vinden is over het – ik vat samen – hoofddoekenverbod. Terwijl men dat natuurlijk had kunnen zien komen.
Men had kunnen weten dat dit element voor één partij zo belangrijk was dat men het niet via de voordeur ging binnenpakken, maar via de achterdeur van het burgerinitiatief - én aan die burgers, voor alle duidelijkheid, mijn respect.
We hebben ze trouwens bij ons ook op de partij ontvangen. Ik was daar echt van onder de indruk - hoewel niet van alles, ik kom daar straks ook op terug -, maar die hebben hun rol gespeeld. Wat dat betreft geen kwaad woord. Maar men had kunnen voorzien dat dit er ging komen. Het stond als het ware in de sterren geschreven.
Men heeft vanuit bepaalde partijen, die nu een discours houden dat ik helemaal kan ondersteunen, dat wij helemaal kunnen ondersteunen, een pleidooi voor een burgerlijke samenleving, voor effectief scheiding, en alles te houden op zijn plaats.
Men heeft het niet de moeite gevonden om daar afspraken van te maken, want collega Peeters vergist zich: in dit land hebben we geen traditie. Het is hoogst uitzonderlijk dat we vrij ethisch kunnen discussiëren. Dit is eerder uitzondering dan regel.
Ik herinner mij dit zeer goed. Hij heeft verwezen naar de abortuswetgeving: die is tot stand gekomen met een wisselmeerderheid omdat de toenmalige meerderheid vergeten was om dat zinnetje, volgens hetwelke er geen ethische beslissingen konden komen met een wisselmeerderheid, daar in te schrijven.
In die zin is het jammer dat de collega’s van Open VLD op dit punt niet vooraf afspraken hebben gemaakt. Het is iets wat hen schaadt. In principe, als tegenstrever zou ik daar blij moeten mee zijn, want dat is nu eenmaal het politieke spel. Maar ik vind het jammer dat zij over zichzelf het odium afroepen een steunpartij van de linkerzijde te zijn.
Los daarvan. Ik kijk nu naar de heer Deckmyn, en ook naar de heer Reynebeau, die mij aangenaam verrast heeft door te zeggen dat hij vindt dat er een algemene richtlijn nodig is. Inderdaad, je zal het maar constateren dat in Gent verboden is wat in Antwerpen is toegelaten en omgekeerd, om dan nog van een aantal andere steden niet te spreken. Dat is inderdaad waanzinnig.
Je kan ook nog denken dat in Gent op jaar A zal toegelaten zijn A, en dat op jaar B weer iets anders zal toegelaten zijn. Dit is een soort flipflop die echt niet getuigt van goed degelijk bestuur.
Ja, mijnheer Deckmyn, N-VA is van positie veranderd. Dat is het verschil tussen u en mij: u zegt al dertig jaar hetzelfde, met alle gevolgen vandien. Wij kopiëren dat niet, verre van: de afstand tussen ons kan niet groot genoeg zijn, laat dat duidelijk zijn. Wij zien wel de werkelijkheid en we passen ons aan. Voor alle duidelijkheid, dat was met medeweten vanzelfsprekend van minister Bourgeois.
Dames en heren, men kan zich afvragen of dit een ethische discussie is. Ik moet u eerlijk zeggen dat ik dat zeer betwijfel. Ethische discussies gaan wat mij betreft over leven en dood, gaan over de vereniging van mensen, maar ik weet niet of dit een ethische discussie is.
Ik vraag mij zelfs af of het idee van de ethische discussie niet een soort van steek waarop is om zonder enige politieke gevolgen van mening te kunnen verschillen. Dit lijkt mij eerder een soort van uitweg te zijn, want dit gaat niet over ethiek, dit gaat over organisatie van dienstverlening, en dat is opvallend.
De initiatiefnemers, en ook een aantal collega’s die het initiatief steunen, gaan eigenlijk uit van de vrijheid van het individu-ambtenaar die aan het loket zit. Het fundamentele verschil is dat wij willen uitgaan, niet van diegene die aan het loket zit, maar van de vrijheid van diegene die naar het loket komt en dat daar moet ondergaan. Collega De Clercq heeft er al op gewezen: hij of zij kan niet kiezen. Hij kan niet naar een ander loket gaan waar iemand anders zit.
Tussen haakjes, u moet stoppen, denk ik, met het zeggen van “als die dienstverlening maar vriendelijk is, en als dat correct gebeurt, wat is dan het probleem?” Welnu, ik kan u uitleggen wat het probleem is: ikzelf, en ik word nu heel persoonlijk, heb niet de minste moeite met het feit dat daar iemand zou zitten met een hoofddoek.
Als daar echter iemand zou zitten met, ik zeg maar wat, een T-shirtje met daarop Eigen volk eerst, dan kan u zeggen: “Als die man vriendelijk is, en die man levert wat hij moet, dan moet je dat niet noodzakelijk zien als politieke propaganda, dat is gewoon een ideologie, een filosofie, het onderscheid is nauwelijks te maken, dan moet je dat tolereren.” Collega’s, u mag denken van mij wat u wil, maar ik tolereer dat niet.
Ik wil ook niet dat daar iemand zit met dat truitje met Allah bestaat niet. Dat is immers opvallend: ook de collega’s van Groen, die hier - ik moet het hen toegeven - een overwinning hebben binnengehaald, reduceren het hele verbod tot een religieuze kwestie, en alle andere kwesties laten zij tot nu toe gewoon onbesproken. Ik wil dat niet om de simpele reden dat ik ervan overtuigd ben dat dat mensen kwetst, en het kan niet de bedoeling zijn dat de overheid systemen organiseert die mensen kwetsen.
Ik denk dus niet dat dit een ethische kwestie is, maar ik zei het al: er is een probleem. Collega Reynebeau moet dat niet ontkennen. Hij vraagt zich af “is er een probleem?” Ja, collega Reynebeau, het probleem is namelijk dat mensen geen robotten zijn en dat die iets voelen. Als die naar een loket komen, en daar iemand zit die overduidelijk een soort van aanhankelijkheid tot een groep duidelijk maakt waartoe hij of zij die aan het loket staat, niet behoort, dan kan dat kwetsen.
Ik denk dat het niet verstandig is om daar op dat punt toe te geven. Ik denk trouwens ook dat dat een doos van Pandora is - ik kom daar straks op terug - die u opentrekt en waarvan u het einde nog niet heeft gezien.
Collega’s, ik zei het al, deze discussie gaat niet alleen over symbolen, dit gaat over samenleven. Ik heb in de voorbereiding van dit debat iets buitengewoon interessants gevonden, dat een en ander in een ruimer kader plaatst.
In 2009 is er een nummer verschenen van Sampol, dat staat voor Samenleving en Politiek. De collega’s van sp.a zullen mij corrigeren als ik mij vergis, maar dat is volgens mij het tijdschrift van de studiedienst van sp.a. (onverstaanbare repliek)
In november 2009 heb ik in elk geval voor Sampol een debat gemodereerd waarvan ik de notities nog heb teruggevonden. Die zijn buitengewoon interessant.
Er zijn verschillende mooie artikelen, met daarin ook eentje: “Links beleid in de multiculturele stad”. Het is doodjammer, want ik heb het opgezocht, het is volgens mij niet meer te vinden op het internet, maar u zou dit allemaal moeten lezen.
Er staat daar onder meer een interview in - toen, 2009 - met twee socialistische burgemeesters, de ene van de grootste stad van Vlaanderen, de andere van de tweede stad van Vlaanderen.
Die zegt natuurlijk dat heel die hoofddoekendiscussie - wat ik ook al gezegd heb - een symbool is voor ruimere problemen, voor samenleven. Eigenlijk zijn we het daar ook over eens, verschillende collega’s hebben dat ook benadrukt, dat dit gaat over iets wat ruimer is dan de hoofddoek.
Een van die burgemeesters zegt daarin, en sprekend als socialist: “We hebben gedurende tientallen jaren de fout begaan over dit onderwerp (onverstaanbaar) multicultureel te zwijgen. Ik herinner mij de partijbureaus van vroeger nog: ‘Dit is ons thema niet, dat is het thema van Vlaams Blok.’ Neen, daar mocht niet over gesproken worden.”
Het is een beetje de argumentatie van collega Matthys, die zegt van “ik doe aan dit gesprek niet mee, want het onderwerp komt van Vlaams Belang”. Eigenlijk is dat dus bij voortzetting dezelfde ziekte. Het is omdat ze een bepaalde analyse maken. Tussen haakjes, collega Matthys, hun remedies zijn waanzinnig, sta mij toe het te zeggen. De remedies zijn waanzinnig, mijnheer Deckmyn, maar de analyse over een probleem in de samenleving is daarom niet waanzinnig.
Trouwens, over die hele hoofddoekentoestand, in datzelfde interview met die twee burgemeesters, zegt de andere burgemeester: “Het lijkt alsof we ons tegen de Islam keren, maar dat klopt niet. We keren ons tegen godsdienst die meer greep krijgt op de samenleving.”
Collega’s, dit is essentieel. Daar gaat het over, over de plaats van de religie in de samenleving. Hoe gaan we daarmee om? Voor alle duidelijkheid, ja, ik ben vrijzinnig, ik ben atheïst, maar ik ben overtuigd dat religie wel degelijk een plaats heeft in de samenleving.
Ik ben zelfs bij diegenen - en in onze eigen partij is daarover een discussie - die vinden dat je godsdiensten, religies, erediensten zoals dat heet, publiek moet financieren. De reden waarom ik dat vind, is vanwege de sociale functie, ook al zijn er in mijn partij die zeggen “als je een godsdienst echt wil vernietigen, dan moet je hem publiek financieren, want dan betekent hij niets meer”.
Ik ben het daar niet mee eens. Ik vind dat je dat wel kan doen. Maar dit wil natuurlijk niet zeggen dat je een systeem gaat introduceren waar de godsdienst ongeveer alles te zeggen heeft.
Los daarvan, trouwens - ik blijf nog even, als u mij toestaat, bij dat tijdschrift dat zo interessant is. Het is het laatste wat ik daaruit ga citeren. Eén van die burgemeesters merkt dat heel die discussie over de hoofddoek weliswaar interessant is, “maar” - zegt hij, ik citeer - “het probleem raakt daarmee niet opgelost”, en ik moest lezen “het probleem raakt daarmee niet opgelost”.
Natuurlijk, “het probleem”, wat is dat? De achterstelling. De achterstelling, niet in de betekenis van discriminatie, maar in de constatering van het feit dat men inderdaad achtergesteld is. Ik zal daar straks een paar voorbeelden van geven.
De burgemeester in kwestie zegt: “in tempore non suspecto dat je bijvoorbeeld een heel strenge wet moet hebben op gezinshereniging”. U weet, de belangrijkste bron van migratie in dit land is gezinshereniging. De burgemeester in kwestie maakt een heel strenge limiet: hij zegt “een huwelijk voor 25 kan niet”, én hij heeft daarvoor een uitzonderlijk interessante motivatie. Hij zegt: “Als we dat doen, komt er ook minder druk op jonge mensen zelf, want, als we dat blauwblauw laten is dit geen sociaal-democratisch beleid.”
Met andere woorden, en dat is heel interessant, eigenlijk zegt hij: “Door een verbod gaan we die mensen beschermen tegen de sociale druk.”
Eigenlijk is dat een aloude socialistische theorie. Er bestaat een regel en, ik beken dat, ik heb dat geleerd in mijn tijd bij de socialisten. Dat is een van de dingen die ik eraan overgehouden heb. (lichte hilariteit) Dat is iets waar ik nog altijd achter sta. Ik hoop overigens van u hetzelfde, want het zou wel eens kunnen, natuurlijk, dat u denkt dat u hier vandaag een feestje moet houden, maar ik weet echt niet zeker of u ook morgen reden zal hebben om te feesten. Ik weet het absoluut niet zeker.
Wat ik daar geleerd heb, was een zeer oude uitspraak uit 1848: “Entre le fort et le faible c’est la loi qui libère et la liberté qui opprime.” Het is de wet - en dat kan dus een verbod zijn - die bevrijdt en de vrijheid die verdrukt. Dit, zeer geachte initiatiefnemers, is mijns inziens uw probleem.
Overigens, dat is een uitspraak uit 1848. Ik wist dat zelf tot gisteren ook niet. Dat wordt altijd geciteerd door oude socialisten, maar dat komt eigenlijk van een dominicaner pater die dat in een preek heeft gezegd, een preek die overigens ging, jawel, over de scheiding van Kerk en Staat, en over de verdediging van de zwakken in die Staat.
Laatste punt over dat zeer interessante nummer van Sampol. Iemand van de twee burgemeesters zegt: “Het probleem is eigenlijk simpel: iedereen mag binnen.” Dames en heren, dat klopt: wij betalen ook vandaag een prijs voor een onzorgvuldige migratiepolitiek. We hebben dat nooit gedaan. Goed, je kan dat constateren. Ik kan daarbij ook zeggen dat dat te maken heeft met de partij van de heer Deckmyn, waarmee men niet kon omgaan. Daardoor hebben we dus geen migratiepolitiek gevoerd.
Je ziet dat aan de cijfers. Ik heb het al gezegd: gezinshereniging in ons land: 42,2 % van de migratie. Wat is het Europees gemiddelde? 29,5 %. Regularisatie in België: 17,7 %. In de EU: 1 %. Ziet u die verschillen? Mensen die naar hier komen om te werken, de arbeidsmigratie: in België 6,1 %, Europees gemiddelde: 33,5 %.
Dat is de reden waarom we hier een discussie over een religieus symbool als problematisch ervaren, want theoretisch kan ik de initiatiefnemers gelijk geven. Ik hoop overigens dat het ooit zover komt dat mijn kinderen en mijn kleinkinderen kunnen leven in een samenleving waar inderdaad door de veelheid van symbolen en tekens neutraliteit ontstaat. Ik vrees dat dat op vandaag niet kan, dat we daar niet aan toe zijn.
Ik zou u ook kunnen citeren over de werkzaamheidsgraad. We hebben op de partij een buitengewoon interessant gesprek gehad met de initiatiefnemers, waar dus ook gesluierde moslima’s aan deelnamen. Iemand vertelde - het was een heel mooie verhaal - hoe ze, net door haar sluier, een soort van muur opwierp tussen haar en de buitenwereld.
Dat was iemand die gestudeerd had, die van alles kon, die het ook kon uitleggen. Ze kreeg van anderen te horen van “tiens, tiens, tiens, kan jij dat?” Ze zei: “natuurlijk kan ik dat”, en ze liet dat ook zien.
Ze zei “dit is een vooroordeel”. Natuurlijk is dat een vooroordeel, maar vooroordelen, collega’s, komen nooit uit de lucht gevallen. Dat is natuurlijk omdat beelden ontstaan door de werkelijkheid, en daar moet je mijns inziens rekening mee houden.
Collega’s, ik zou u nog een paar vragen willen stellen. Namelijk, wat ik zou willen weten, is: wanneer gaan we wel zeggen dat iets niet kan? Goed, de hoofddoek mag, maar wat mag er dan ook nog, en wat mag er niet? Waar ligt de grens?
Het is mij opgevallen dat niemand van de voorstanders van het intrekken van het verbod daarover spreekt. Niemand.
Dat truitje met Allah bestaat niet, wat overigens niet de uiting is van politiek, maar gewoon ook een religieuze uiting is, namelijk, van atheïsme - atheïsme, tenzij u mij tegenspreekt, is volgens mij evenwaardig in onze samenleving, vergeleken met godsdiensten van allerlei soorten: wanneer kan iets wel, wanneer kan iets niet? Ik zou het eerlijk gezegd niet weten: als men komt zeggen dat men om religieuze redenen apart moet zwemmen, als het ene om religieuze redenen mag, het andere dan niet.
Ik heb ook bijvoorbeeld vragen. Er is overigens recent iemand ontslagen omdat hij weigerde aan een vrouw - in dit geval een schepen van Brussel - een hand te geven. De man haalde daar ook religieuze redenen voor aan. Moet je daarvan zeggen dat hij terecht ontslagen is? Want hij is ontslagen.
Is er een verschil tussen gedrag en iets dragen? Waar zitten al die moeilijkheden? Als ik u daarstraks zei dat u de doos van Pandora dreigt te openen, dan denk ik dat het daarover gaat. Dit is een straat zonder einde, iets waar u nooit aan uit komt.
Trouwens, waarom durven wij in deze samenleving niet meer zeggen waarvoor we staan? Waarom durven wij niet meer op te komen voor de waarden van de Verlichting? Waarden waarvoor eeuwenlang is gevochten, en die we, ik denk dat, op dit moment eigenlijk een beetje te grabbel gooien.
Ik heb ook nog de tijd geweten dat de samenleving was gedomineerd door pastoors. Ik wil daar niet naar terug, laat dat duidelijk zijn. We gaan daar dus echt wel een lijn trekken. Maar, collega’s, ik denk dat wij moeten durven opkomen waarvoor deze democratie staat. Ik denk niet dat het een interessante zaak is om onze politieke keuzes te laten leiden door godsdienstige regels. Ik denk trouwens dat we op dit punt hypocriet zijn.
Op diezelfde studiedag in 2009 - nu weet ik het, het schiet mij nu te binnen, georganiseerd door de Gerrit Kreveldstichting - heeft ook professor Elchardus gesproken. Ik beschikte, zo bleek, nog over een letterlijke weergave van wat de professor daar toen opmerkte. Hij wijst op tegenstrijdigheden in onze samenleving.
Ik citeer hem, hij vraagt zich af: “Waarom hebben sommigen van ons een enorme afkeer van religie, van het katholicisme met name, maar zijn tegelijk totaal panisch als er kritiek op de Islam wordt geventileerd?” Hij gaat verder. “Dit soort rare hypocriete posities: wel antireligieus, vrijmetselaarachtig” - ik citeer - “tegen het katholicisme, maar totaal politiek correct waar het om de Islam gaat. Dit is niet uit te leggen.” Zo zegt Elchardus.
“Hetzelfde geldt trouwens ook voor het multiculturalisme. Hoe kun je tegelijk een heel sterke opvatting over de identiteit en de subcultuur van minderheden koesteren en tegelijk omarming van een nationale identiteit in de cultuur van de autochtone bevolking bijna nationaal-facistisch vinden?” Het is een overweging die ik u meegeef. Elchardus zegt: “Dit is inconsistent. Dit is incoherent.”
Ik denk, collega’s, dat hij gelijk heeft. Ik denk dat je een doos opentrekt waarvan je echt niet weet waar je gaat uitkomen. Ik heb geprobeerd om te weten waar je wel gaat uitkomen. Wat leeft er hier en daar? Ik krijg nergens antwoorden van “als we dat afschaffen, wat blijft er dan over?” Ik probeer dus te weten wat mensen denken over de te volgen lijn.
Het is zeer merkwaardig, maar ik vind een stuk van een zekere heer Zahidi, een filosoof aan de Universiteit van Antwerpen, maar zelf moslim. Die zegt, ik citeer: “Een T-shirt met daarop de boodschap God bestaat niet zou niet gedragen mogen worden omdat het niet neutraal is en een intimiderende invloed kan hebben op de gebruikers van overheidsdiensten.” Einde citaat.
Hij heeft gelijk. Maar dat is natuurlijk net de reden waarom je dat verbod moet handhaven. In het belang van eenieder, in het belang van een harmonieuze samenleving.
Ik heb nog een kleine toevoeging voor de collega’s van CD&V die het woord “christelijk” in het banier voeren, en ik spreek daarover met alle respect.
Diezelfde filosoof, die wordt gecatalogeerd in het kamp van de verdedigers van de hoofddoek zoals dat dan heet, heeft een zeer merkwaardige theorie, namelijk: kruisjes mogen niet. Waarom niet? Heel merkwaardige redenering: een kruisje wordt namelijk op zichzelf aanbeden. Inderdaad, christenen aanbidden het kruis, en dat is niet het geval bij het aanbidden van keppeltjes en hoofddoeken. Een hoofddoek en een keppeltje mag dus wel en een kruisje niet.
Collega’s, ik ga even brutaal zijn, en ik verontschuldig mij voor het woordgebruik: van deze boer geen eieren, want ik weet hoe dat gaat. Ik heb dat zelf - helaas voor mij, want het betekent dat ik al oud ben - nog meegemaakt, ik heb nog reglementen meegemaakt, waar je ook natuurlijk vanuit bepaalde opvattingen vertrekt, waar het werd verboden om te roken tijdens het bidden, maar je mocht wel bidden tijdens het roken. Dat is het soort casuïstiek waarin we dreigen te vervallen. Een eindeloze discussie over allerlei regeltjes.
Ik heb trouwens ook allerlei andere waarschuwingen. Ik heb deze week of in het weekend een debat gedaan over deze problematiek. Er werd mij voor de voeten geworpen dat de regel Allah bestaat niet niet mag, want - wat was de redenering? - dit gaat niet terug op een of andere Heilige Schrift. Met andere woorden, vermits atheïsten geen Bijbel of Koran hebben, hebben ze ook niet het recht uiting te geven aan hun atheïstische overtuigingen.
Ik vind dat een gevaarlijke redenering. Maar het werd mij als ernstig voor de voeten geworpen.
Er is iets wat mij, toen we de initiatiefnemers hebben ontvangen, werkelijk aan het hart is gegaan. Ik moet niet oordelen over mensen, maar ik ga het toch zeggen: ik vond dat moedige, dappere vrouwen, die voor iets stonden waarmee ik het niet eens was, maar die echt wel een discours hadden ontwikkeld met gedrevenheid. Alle respect daarvoor.
Er zaten mensen bij, schitterende mensen, alleen - ik heb het aan de betrokkene ook gezegd, en ik zal ze niet noemen bij naam, maar ik kan niet nalaten om dit hier te vermelden, want het is een waarschuwingssignaal -, het is een soort van wake-up call die ik dan krijg als ik dat hoor.
De betrokkene, zes jaar geneeskunde, gesluierd, klaar om aan de huisartsenopleiding te beginnen, een buitengewoon interessant gesprek, en van het ene woord komt het andere. Het gaat op een bepaald moment over de evolutieleer van Darwin. Dan zegt ze: “Ja,” – na zes jaar geneeskunde – “dat is een geloof, nietwaar.”
Neen, dat is geen geloof. Dat is een wet. Dat is een feit. Dat is zo feitelijk - we komen van de apen, voor alle duidelijkheid - (licht rumoer) als dat het blad, als ik het laat vallen, op de grond valt. Even feitelijk is het.
Welnu, dames en heren, collega’s, dit soort discussies wens ik niet te voeren. Deze doos van Pandora moeten we niet opentrekken.
Mevrouw Pehlivan heeft trouwens ook wat dat betreft - ik kan ook niet nalaten om haar daarop te wijzen - letterlijk gezegd, verwijzend naar collega’s die daarvoor hadden gesproken, en die dus hadden gepleit voor de seculiere samenleving en neutraliteit: dat “wie het daar niet mee eens was” - ik citeer - “zichzelf verbant uit deze samenleving.”
Ik zal maar hopen dat dit een slip of the tongue is, want dit is ook iets waarvan ik denk “oh, neen!” Wake-up call. Dit doe je niet.
Ze heeft, ik moet het eraan toevoegen, vervolgens gepleit voor de seculiere samenleving, maar, mevrouw Pehlivan, u mag mij niet kwalijk nemen, dat is bijna een pleidooi houden voor de - hoe moet ik dat nu uitleggen? - AA Gent-supporters voor Club Brugge: die bestaan niet. U zal moeten kiezen. Het is een seculiere samenleving ofwel een samenleving waar je inderdaad die doos van Pandora opentrekt.
Wat ons betreft, en ik sluit af, voorzitter, is er geen sprake van om daar mee in te stappen. Wij denken niet dat iemand daarmee gebaat is.
Ik zal afsluiten met twee boutades.
Collega’s van de meerderheid, weet u wanneer het interessant zal zijn om te kiezen voor die inclusieve neutraliteit? Dat zal interessant zijn op het moment dat we zeker zijn dat het woord “allochtoon” totaal geen zin meer heeft, dat je niets meer symbolisch moet begraven, maar dat het woord zelf nergens meer op slaat. Op dat moment kunnen we kiezen voor inclusieve neutraliteit.
Ik hoop dat dat eerder morgen is dan overmorgen, maar op vandaag kan dat niet, om allerlei redenen. Maar die dag, dat moment dat ik het woord “allochtoon” gebruik, en niemand nog weet waarover dat eigenlijk gaat, dan kunnen we uw initiatief volgen.
We zullen, collega’s, kunnen overgaan tot inclusieve neutraliteit op het moment dat we ons - het initiatief is gestuurd door het minderhedenforum - bij dat woord “minderhedenforum” afvragen “wat is dat?” Nu, helaas, weten we dat maar al te goed.
Volgend jaar, denk ik, vieren we vijftig jaar Turkse immigratie in dit land. Na vijftig jaar spreken we nog altijd over allochtonen. Als dat geen schande is, dan weet ik het ook niet.
Als u, initiatiefnemers, zich ergens om moet bekreunen, dan is het over het feit dat u inderdaad minder dan andere mensen werk vindt, om verschillende redenen.
Hoedt u ervoor om het exclusief toe te schrijven aan discriminatie, want dat klopt niet. Het heeft niet alleen met discriminatie te maken. Natuurlijk is die er, maar dit is niet de enige reden.
Trouwens, denkt u nu echt dat wij de meest fundamentele racisten zijn van Europa in Vlaanderen, waardoor wij meer dan op andere plaatsen discrimineren, waardoor de werkzaamheidsgraad van zogeheten allochtonen een stuk minder bij ons is dan in andere Europese landen? Dat gelooft u toch zelf niet?
Trouwens, als u dat wel gelooft, dan moet u mij eens uitleggen - u mag het mij als N-VA-er niet kwalijk nemen - waarom de Walen dan nog veel meer racisten zijn dan wij, want de werkzaamheidsgraad daar is nog een stuk lager dan in Vlaanderen.
Collega’s, ik sluit af. Dit is een bijzonder gewaardeerd initiatief, maar een slecht initiatief waar niemand beter van wordt. Ik hoop dat iedereen effectief in eer en geweten kan en mag stemmen en kan doen voor deze Gentse samenleving waar die Gentse samenleving het meest wel bij vaart.
Dank u voor uw aandacht.